afb.
Het Van-DeventhersgasthuisHendrick Prouninck van Deventer, ridder van Jerusalem, stichtte dit gasthuis bij zijn uiterste wil van 9 november 1514. Hij bepaalde toen, dat van de negen 'cameren', die stonden achter Aert Monick, er zes zouden bestemd worden om er zes oude mannen in te laten wonen. De drie anderen zouden moeten worden verhuurd om van de opbrengst ervan de reparaties te kunnen verrichten. | 39 |
Als men van de Lombardbrug door de Waterstraat naar de Verwerstraat ging kreeg men oudtijds in de Waterstraat aan zijne rechterhand eerst twee huizen; vervolgens een huis, dat in eene akte van 1613 gezegd werd te zijn, dat, hetwelk eertijds was van Jan Bolants, nu van mr Robert Potel, pasteibakker 1), en daarnaast verder eenige huisjes of kamers, die tezamen
| 60 |
het van Deventher's gasthuis uitmaakten en door Henrick Proening van Deventher 2), zoon van Herman Henrickszn Bruynincx en Petronella N., bij zijn testament van 9 November 1514 bestemd waren tot een gasthuis voor zes oude mannen, die wekelijks eens voor de rust zijner ziel moesten bidden. De huisjes, welke hij daartoe bestemde, waren door hem van na te noemen Scaelmeker aangekocht en negen in getal; zes er van moesten dienen tot verblijf van de zes oude mannen, zoodat dit gasthuis eigenlijk een hofje was, terwijl de andere drie tot onderhoud dier mannen moesten worden verhuurd; den 16 Januari 1501 (mr. Bondam l. c. no. 165) kocht hij daarbij aan van Jan, zoon van Henrick van den Laer en Mechteld, een getimmerte, genaamd steenen gevel, met het recht daarin te bouwen, dat door domicellus Paulus van Haestrecht, heer van Loon op Zand, aan Goeswinus Scaelmeker verkocht geweest en van dezen op genoemden Henrick en Mechteld verstorven was; hieruit 3) valt tevens op te maken, dat het gasthuis naast het Huis van Loon stond. Dit gasthuis werd later overgebracht naar een huis in de Windmolenbergstraat te den Bosch. De huisjes aan de Waterstraat, welke voorheen dat gasthuis uitmaakten, werden 8 Maart 1600 door deszelfs Provisor verkocht, zooals blijkt uit eene Bossche schepenakte van dien datum (Reg no. 249 f. 40), waarbij jonker Goyart van Eyck, heer van Zeelst, Veldhoven, etc, als man van Elisabeth Proening van Deventher Jacobsdr, en in die hoedanigheid provisor van het Mannengasthuis, genaamd van Deventher's gasthuis, staande op den Windmolenberg, namens hetzelve aan mr. Henrick van Broeckhoven, raad van den Bosch en rentmeester der Staten van Brabant, verkoopt drie huisjes of kamers met drie daaraan | 61 |
staande kamers, plaats enz. en alsnog drie daar achter staande kamers, allen gelegen tusschen de Lombard- en de Loeffsche brug en wel tusschen het erf van Jan Bolants, ex uno en dat van genoemden kooper ex alio. Op het erf van deze huisjes is later een deel van het Jezuiten-college gebouwd geworden, nadat genoemde van Broeckhoven het daartoe verkocht had, zooals wij sub b zullen zien bij de beschrijving van het Huis van Loon. | 62 |
Noten | |
1. | Mr. Bondam Inventaris enz. p. 54, charter no. 70. |
2. | Zijne vrouw was Catharina van den Staeke, dochter van Nicolaas Wouterszn, van wie hij geene kinderen naliet. |
3. | Id. uit eene Bossche Schepenakte van 1565, staande in Reg. no. 213 f. 323 vso, vermits daarin gesproken wordt van certae camerae atque fundi, olim Henrici de Daventhria, filii Gerardi de Daventhria, siti in Buscoducis inter pontem, dictum Lombartsche brugge et inter pontem, dictum Loeffsche brugge contigue juxta hereditatem olim Johannis Monicx, dehinc Mathiae Stooters. |
(St. Jacobskerkhof nos 47 en 49) Dit gasthuis, dat Oostwaarts naast het Baselaarsklooster op het St. Jacobskerkhof stond, werd door Hendrik Proening van Deventher, - zoon van Herman Henrickszoon en Petronella N. 1), en man van Catharina van den Staeke Nicolaasdochter, van wie hij geene kinderen naliet, - bij zijnen uitersten wil van 9 November 1514 gesticht voor zes oude mannen, die wekelijks eens de rozenkrans voor de rust zijner ziel moesten bidden. Voor dat gasthuis had hij bestemd negen kamers of woningen, staande nabij de Mortel, van welke zes tot verblijf der oude mannen moesten dienen, terwijl de drie overige kamers of woningen voor het onderhoud dier oude mannen moesten worden verhuurd 2). Door den provisor van dat gasthuis werd
| 48 |
later voor dit gasthuis bestemd het hier bedoeld huis, waarna de negen kamers den 25 Juni 1600 verkocht zijn aan mr. Henrick van Broekhoven. (Deel II p. 61). Provisor van dit gasthuis moest zijn een mansoir van den bloede en naam van den stichter van dit gasthuis; bij gebreke van zoodanigen bloedverwant zouden daarvan provisoren zijn de prior der Predikheeren te den Bosch, de oudste kerkmeester van de St. Janskerk en de rector van het Geefhuis aldaar. Volgens van Heurn Beschrijving werd dit gasthuis in het jaar 1600 met toestemming der Regeering van den Bosch afgebroken en is toen daarvan eene hovenierswoning gemaakt. Alleen de poort van dat gasthuis werd niet gesloopt; zij bleef tot heden toe bestaan. Na de slooping van dit gasthuis werden zijne inkomsten, die in 1768 fl 150 's jaars bedroegen, uitgedeeld aan behoeftige familieleden van den stichter na aftrek van het salaris van den Rentmeester, dat 34 gulden en 13 stuivers bedroeg. Tot omstreeks het jaar 1850 heeft die uitkeering plaats gehad.
| 49 |
Noten | |
1. | Hun andere zoon was Gerard Proening van Deventher, die huwde met Elisabeth Ketelaers Aelberts dr., waardoor hij stamvader werd van de hiervoren reeds genoemde Proening's van Deventher. |
2. | Zie Deel II p. 61. |
Achter de Sint-Jacobskapel (vanaf 1569 St.-Jacobskerk) was een oude wijk waar zich tot het eerste kwart van de twintigste eeuw noge vele restanten bevonden van de middeleeuwse bebouwing. Dat was niet alleen de bovengenoemde kerk, maar ook het Baselaars- het Bethanieklooster en ook het Van Deventhergasthuis. Den Bosch kende ruim 35 door particulieren gestichte gasthuizen, waaronder het bekende 'Reinier van Arkel'. Zo maakte op 9 november 1514 Hendrik Prouninck van Deventher zijn testament op en aangezien zijn huwelijk kinderloos gebleven was, bestemde hij zijn kapitaal tot het aankopen van een gasthuis voor oude mannen. Oorspronkelijk had hij hiervoor negen kleine woningen in De Mortel op het oog. In zes van deze woningen zou een bejaarde man worden gehuisvest en de huuropbrengst van de drie andere woningen zou bestemd moeten worden voor het levensonderhoud van deze zes bejaarden. De zes oude mannen zouden eenmaal in de week een rozenhoedje moeten bidden voor de zielenrust van de stichter, Hendrik Prouninck van Deventher. In de zestiende eeuw verhuisde het gasthuis naar het St.-Jacobskerkhof. Toch is het daar omstreeks 1600 afgebroken: slechts de toegangspoort bleef bestaan. Het was een natuurstenen, korfbogige ingangspoort, gedekt door uitgekraagde kopjes, waarop twee renaissance-balusters met leeuwtjes. Op de plaats van het gasthuis werden hovenierswoningen gebouwd. De huuropbrengsten van deze woningen werden bestemd om behoeftige familieleden van de familie Van Deventher te ondersteunen. In het midden van de achttiende eeuw werd daartoe jaarlijks hondervijftig gulden uitgekeerd. Tot het midden van de negentiende eeuw heeft deze uitkering plaatsgehad. Op het Sint-Jacobskerkhof was tot het midden van de negentiende eeuw de Bossche veemarkt, De omgeving kende vooral veel kleinere huizen, het was een echte volkswijk. Veel bewoners waren als tuinder, hovenier werkzaam. Achter hun huizen strekten deze groentetuinen, ook wel warmoezerijen genoemd, zich uit tot aan de stadswal. Maar vanaf het eind van de negentiende eeuw (Vestingwet) werd deze wal bereikbaar voor de gewone burger. Dat betekende dat er ook plannen gemaakt werden om het gebied te veranderen, te verbeteren. Dat hield sloop in van de bestaande bebouwing en een totale nieuwbouw. De restanten van de middeleeuwse bebouwing verdwenen in de jaren twintig en het gehele terrein werd opnieuw verkaveld. De restanten van het Baselaarsklooster en van het Van Deventhergasthuis werden gesloopt. Riante woningen kwamen ervoor in de plaats in de nieuwe straten: Bethaniestraat, Hekellaan, Baselaarsstraat en Van Deventherstraat. Inderdaad: aan het middeleeuwse gasthuis herinnert ons enkel nog de straatnaam. Maar ook de natuurstenen ingangspoort is bewaard gebleven. In de twintigerjaren is zij gered en werd ondergebracht in het Noordbrabants Museum, toen slecht een honderd meter verwijderd van de oorspronkelijke plaats. |
1910 |
Sasse van YsseltOudtijds in de Waterstraat, later overgebracht naar een huis in de WindmolenbergstraatDe voorname Huizen en Gebouwen van 's-Hertogenbosch (1910) II 60 |
|
1998 |
Henny MolhuysenVerdwenen stadsbeelden : Riante woningen op de plek van Middeleeuwse stadswijkBrabants dagblad dinsdag 17 maart 1998 (foto) |
1964 |
dr. J.P.A. CoopmansDe rechtstoestand van de godshuizen te 's-Hertogenbosch vóór 1629Zuid-Nederlandsche Drukkerij N.V. | 's-Hertogenbosch 1964 |
1615 |
Kapittel 15. De voorgevel aan Deventers Gasthuis gebouwd.
R.A. van Zuijlen, Inventaris der Archieven van de Stad
|
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 355
L.H.C. Schutjes, Geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch (1876) IV. 527
Voorloopige lijst der Nederlandsche monumenten van geschiedenis en kunst (1931) 193